Naast het meest Oostwaarts staand huis van de Karthuizers stonden oudtijds in diezelfde richting drie huizen, waarvan het Westwaarts staande was het huis van Bokhoven en de beide Oostwaarts staande waren het huis van der Aa.
De oudste geschiedenis van het huis van Bokhoven, dat zijnen naam kreeg van de Heeren van Bokhoven, die daarvan eens eigenaren waren, kan men ook leeren kennen uit den Inventaris van P. van Doorninck van het Oud-archief van Nederhemert. Blijkens dat werk verkocht:
Derden dag na de besnijdenis des Heeren (4 Jan.) 1384. Ghiselbertus Lysscap Junior, zoon van wijlen Arnoldus Ysebout, ten overstaan van Jacobus Coptiten en Wilhelmus Coptiten, schepenen van den Bosch, aan Johannes Danielszoon van Vladeracken ten behoeve van Thomas Thomaszn Valant eene erfrente van 70 oude schilden, gaande uit een steenen huis en hof, staande en gelegen op de Oude Huls en toebehoord hebbende aan wijlen Wouter Colenszoon. 1)
Zaterdag na St. Mathijs, Apostel en Evang. (21 September) 1384. Johannes de 2) ..., man en wettig voogd van Luytghardis Woutersdochter van Oerle, verkoopt ten overstaan van Symon de Myrabelli en Theodoricus Berewout, schepenen van den Bosch, aan Ghiselbertus Lysscap een steenen huis met erf, staande op de Oude Huls en zich uitstrekkende van af de gemeene straat tot een daarachter vlietend water, zijnde dit huis belast met eene erfrente van 40 stuivers.
| 387 |
... 1396. Juffrouw Luytgardis, weduwe van Johannes de Hazen, verkoopt ten overstaan van Henricus Dicbier en Gerardus 3) van der Aa, schepenen van den Bosch, aan eene erfrente van oude schilden, gaande uit een steenen huis met erf, staande op de Oude Huls.
Daags vóór St. Simon en Judas (27 Oct.) 1396. Ghiselbertus Lysscap Junior verkoopt ten overstaan van Gerardus van der Wiel en Gerardus van der Aa, schepenen van den Bosch, aan Jacob Uter Oosterwyc een steenen huis met hof, staande op de Oude Huls en zich uitstrekkende van af de openbare straat tot een daar achter vlietend water, belast met eene erfrente van 18 gouden denarien, gewoonlijk genaamd oude schilden.
8 April 1412. Egidius van de Dystelberch draagt ten overstaan van Gerardus van der Aa en Johannes Dicbier, schepenen van den Bosch, over aan Mechtildis weduwe van Jacob Uter Oesterwijc het recht van afkoop en naasting, dat hij heeft op eene jaarlijksche erfrente van 40 stuivers, door Arnoldus Janszoon van Cromvoirt aan genoemde weduwe verkocht.
28 Januari 1417. Thomas Valant Thomas zoon draagt ten overstaan van Jacobus van Vladeracken en Johannes Heemken 4), schepenen van den Bosch, over aan de weduwe van Jacobus Uter Oosterwyc eene erfrente van ... oudeschilden, jaarlijks te betalen uit een steenen huis, staande op de Oude Huls.
9 Augustus 1438. Mechtildis weduwe van Jacobus Uter Oosterwyc verkoopt ten overstaan van Willem Dicbier Henricszn en Willem Dicbier Janszn, schepenen van den Bosch, aan Gerardus van der Aa 5) een steenen huis en burcht, staande
| 388 |
op de Oude Huls en zich uitstrekkende vanaf de gemeene straat tot aan het water, zijnde bezwaard met erfrenten. 31 Maart 1459. Dirck, Hendryck, Willem en mr. Goijart, gebroeders, zonen van wijlen Gerrit van der Aa, dragen ten overstaan van Martinus van Roye en Henricus van den Merendonc, schepenen van den Bosch, over aan Aleid, weduwe van Johannes Oem, ridder, heer van Bokhoven, een steenen huis met tuin, staande en gelegen te den Bosch op de Oude Huls en zich uitstrekkende van af de gemeene straat tot het daar achter vlietende water. Deze koopster was genoemde Aleid Pieck, echtgenoote van Jan Oem van Arckel, heer van Bokhoven en Ollem, wiens broeders waren Marten en Claes, welke laatste eene dochter Cornelia had, die huwde met Wol ter van Baexen. 6)
24 Jan. 1463. Aleydis weduwe van Johannes Oem, heer van Bokhoven, verleent ten overstaan van Johannes Johanneszn Ghysselen en Crispinus Becker, schepenen van den Bosch, aan Arnoldus Berewout eene erfrente van 14 Eijnsguldens op een huis met erf, staande op de Oude Huls.
... Augustus 1484. Aleydis van Buchoven weduwe van Johannes Oem, ridder, heer van Bokhoven en Olmen, draagt ten overstaan van Goeswinus van Brecht en Johannes Monix Martijnszoon, schepenen van den Bosch over aan Johannes van Baecx(en) Wolterszoon, als echtgenoot van Geertrudis van der Aa 7), dochter van wijlen Henricus van der Aa, ridder, de helft van haar huis met tuin, staande op de Oude Huls en zich
| 389 |
uitstrekkende vanaf de gemeene straat tot aan de Dieze, alsmede de haar toekomende helft in alle zilveren vazen en kostbaarheden voor huiselijk gebruik, in genoemd huis zich bevindende. 18 ... 1486. Rutgerus Berwout, als uitvoerder der uiterste wilsbeschikking van wijlen Arnoldus Berwout en Heylwich Roesmontsdochter, zijnen respectieven broeder en schoonzuster, draagt ten overstaan van Johannes Back en Henricus van Uden, schepenen van den Bosch, over aan Willem Steenwech, als meester en bestuurder van het Groot Gasthuis aldaar, eene rente van 14 Rijnsche guldens, gaande uit het huis van Heer Johannes Oem, ridder, in leven heer van Bokhoven, staande te den Bosch op de Oude Huls.
10 Juli 1493. Claes en Philips, zonen van Herman Coenen Philipszoon, voor zich zelven en als gemachtigde van hunnen zwager Willem Donck 8), allen als erfgenamen van Geertruid Claes van Stakenborchsdochter, in leven echtgenoote van Rutger van Erp, geven ten overstaan van Goessen van Hezeacker en Anthonijs Spierinc, schepenen van den Bosch, toestemming aan Jan Baecx (lees van Baexen), ridder, wonende in het huis van Buchoven aan de St. Jorisstraat, om balken te mogen vastmaken in den muur van het huis naast zijne woning, waarin Rutger van Erp nog woont.
3 Januari 1497. Johannes Martens, dienaar van Heer Johannes van Renesse van Rinouwen, ridder, als gehuwd met Cornelia, dochter van wijlen Johannes van Buchoven, draagt ten overstaan van Yewanus Kuyst en Lambertus die Wolff, schepenen van den Bosch, over aan Johannes van Baicx (lees van Baexen), ridder, de helft in een huis met tuin, genaamd het huis van Buchoven, staande te den Bosch in de St. Jorisstraat tegenover de St. Joriskapel en van achteren zich uitstrekkende tot aan de Dieze, of, zooals het in de daarvan opgemaakte akte heet: medietatem in domo, area, orto ac domo posteriori, dictis het huys van Bochoven, sitis in Buscodusis in vico dicto
| 390 |
St. Jorisstraet, in opposito capellae Sancti Georgii, inter hereditatem seu domum, in qua Rutgher de Erp pronunc commoratur, ex uno et inter hereditatem seu domum, dictam thuis van der Aa ex alio, tendentibus a dicta communi platea Sint Jorysstraet retrorsum ad aquam ibidem fluentem die Dieze. Dertiendag (6 Januari) 1498. Scheldbrief, gemaakt door Henrick van Gent van Ricxtel, Herman van Loenresloot en Jan Mertenszoon tusschen Janne van Renesse, ridder, en Cornelia, zijne huisvrouw, ter eenre en Heer Jan van Baexe(n), ridder en Geertruyt, zijne huisvrouw, ten andere zijde, ter vervanging van een scheidbrief van St. Thomasdag 1497, die verloren was geraakt.
In het jaar 1510 was voornoemde Jan van Baexen niet alleen eigenaar van het huis van Bokhoven maar ook van het daarnaast staand huis van der Aa, waarschijnlijk tengevolge van zijn huwelijk met Geertruid van der Aa; die huizen werden in eene Bossche schepenakte van 4 Juli van dat jaar (Reg. n° 104 f. 515), waarbij Jan van Baexen, ridder, als man van Geertruid, dochter van Henrick van der Aa, heer van Bokhoven, daaruit eene grondrente verleende, gezegd te bestaan uit: drie naast elkander staande huizen, met plaatsen en twee achterhuizen, begrensd Westwaarts door het huis van Claes Coenen Hermanszn en Oostwaarts door de Oude Schuts en zich achterwaarts uitstrekkende tot aan de Dyest.
In het jaar 1511, tijdens dat hij alzoo eigenaar van die huizen was, genoot Jan van Baexen, die laagschout van den Bosch was, de eer, dat Margaretha van Oostenrijk, de landvoogdes der Nederlanden, daarin, bij haar bezoek aan den Bosch 9), haren intrek nam, by haer hebbende, zoo schreef van Oudenhoven t.a.p. blz. 197, groot getal van peerden en eenighe groote Capiteynen uyt Spaingnien met heer Philips, bastart van Bourgongien, admiraal van der zee. Blijkens de Kronijk van Cuperinus 10) logeerde Margaretha van Oostenrijk
| 391 |
in 1515 wederom in dit huis om tegenwoordig te zijn bij de inhuldiging van Karel V in den Bosch als Hertog van Brabant. Geertruid van der Aa, de vrouw van genoemden Jan van Baexen, stierf kinderloos in 1523, waarna hij hertrouwde met Elisabeth van Harff, bij wie hij evenmin kinderen verwekte en die na zijnen dood hertrouwde met Willem Hinckaert.
Kort vóór zijnen dood verkocht Jan van Baexen zijn goed Nieuw-Herlaer onder St. Michielsgestel aan Aelbrecht Proening van Deventher 11); doordien de dood hem had verrast kon hij van dien verkoop de transportakte niet meer doen opmaken, hetgeen daarom den 19 October 1532 (Reg. n° 143 f. 35) zijne erfgenamen deden bij eene akte, waarin o.a. het volgende voorkomt: Jaspar van Baexen, broeder van wijlen Jan van Baexen ridder; Wouter, Henrick en Margriet, kinderen van wijlen Henrick van Baexen, ook broeder van Jan; Pouwels van Geervliet als man van Connegonda, dochter van wijlen Henrick van Baexen voornoemd; Jan van Baexen. zoon van laatstgenoemden Henrick van Baexen; Claes van Baexen, zoon van wijlen Wouter van Baexen, broeder van genoemden Jan; Mary, dochter van voornoemden wijlen Wouter van Baexen en huisvrouw van Philips Peters Rutgers, jongsten zoon van Woenssel zoo voor zich als voor haren genoemden man; Henrick de Roever als man van Anna, dochter van wijlen Wouter van Baexen voorschreven, allen als erfgenamen van Jan van Baexen voornoemd en ook als legatarissen van hem en zijne vrouw Geertruid van der Aa, voor de eene helft en Willem Hinckaert, weduwnaar van Elisabeth van Herff, die vóór zijn huwelijk met haar weduwe was van Jan van Baexen meergenoemd, zoo voor zich als wettige actie en tochtrecht hebbende tot de andere helft van na te melden goed ingevolge opdracht na doode van heer Jan van Baexen voornoemd aan genoemde vrouwe Elisabeth van Herff gedaan door heer Jan van der Aa, ridder, vrijheer tot Bokhoven, als wettigen
| 392 |
erfgenaam van Geertruid van der Aa voornoemd, zijne zuster; en Jonker, Goijart van Herff, heer van Herff en erfgenaam van Elisabeth van Herff voornoemd, zijne zuster, als rechthebbende op de andere helft, verkoopen aan: Aelbrecht van Deventer, zoon van wijlen Geraert van Deventer, „'t goet genoemyt Nyewe Herlaer, leenroerig aen de hoffstede ende heerlicheyt Herlaer, als eerstens 't huys, genoempt 't hoff tot Nyewe Herlaer, met zynen byvangen, bogarden, uuytgenomen die gifte ofte collatie van de cappellen aldaer bijnnen den hove staende ende die der voirs. heerlicheyt van de hoffsteden van Herlaer gereserveert, landeryen zoo bouw- en weiland”, enz 12). Over de nalatenschappen van Jan van Baexen en diens huisvrouwen ontstonden na hun overlijden allerlei kwesties; zoo werd in 1547 voor Schepenen van den Bosch over de nalatenschappen van hem en zijne eerste vrouw een accoord getroffen tusschen Jor. Goyart Torck, heer van Bokhoven, als man van Cornelia van Harff 13), de erfgename van heer Jan van der Aa, ridder, heer van Bokhoven; de kinderen van wijlen Henrick van Baexen, zijnde Margriet, Wouter, Henrick en Cunegond, de echtgenoote van Routard van Lanscroon; de kinderen en erfgenamen van Wouter van Baexen, zijnde Rochio de la Cousy als erfgenaam van Marie van Baexen, Anna en Claes van Baexen; en Coenraad van Baexen als erfgenaam van Jaspar, den zoon van wijlen Henrick van Baexen voornoemd. Zoo kwamen 1 Mei 1530 (Reg. n° 136 f. 153) Jan van der Aa, ridder, vrijheer van Bokhoven, met Elisabeth van Harff, zijne nicht, weduwe van Jan van Baexen, over het testament van dezen laatste en diens huisvrouw Geertruid van der Aa, zijne zuster, overeen, dat hij, Heer van Bokhoven, zal behouden: dat geheel huys van bochoven ende dat half huys van der Aa mijtten halven huysraet ende silverwerck, daerin wesende, mijt hueren toebehoren.
| 393 |
Zoo droeg nog 13 September 1540 (Reg. n° 156 f. 141) Lambert van Borne als daartoe gemachtigd door Claes van Baexen, zoon van wijlen Wouter en door Henrick die Rover als man van Anna, dochter van wijlen Wouter voornoemd, over aan zijnen zwager mr. Dierck van der Kempden alle recht als aan genoemden Claes en Anna competeert in een huis met toebehooren, geheeten 't huys van der Aa, staande bij de St. Joris, alsmede in de penningen, die daarvan bij den verkoop zijn gekomen of nog zullen worden betaald door Jos. Lubbert Torck, heer van Hemert, die van dit huis kooper is geworden. Zoo droeg eindelijk diezelfde Lambert van Borne Janszoon 19 October 1540 (Reg. n° 158 f. 312) krachtens de macht hem gegeven door Wouter en Henrick, zonen van wijlen Henrick van Baexen, en door Claes, zoon van wijlen Wouter van Baexen, aan mr Dierick Ter Kempden over: allen absulcken gedeelten, actie, recht ende toeseggen als denselven Wouteren, Henricken, gebruederen ende Claessen ennichsins moigen competeren in een huys, erve, hoeff, gelegen bijnnen deser stadt in St. Jorisstraet, genoempt het huys van Bochoven ende voorts in allen alsulcken juwelen, cleynoden soe van goude, silvere, gesteinten als alle andere, diewelcke tegenwoirdelick staende ende berustende sijn onder den Gecommitteerden totter policien deser stadt geordineert ende aldair by Willemen Hinckart gestelt ende geassigneert sijn geweest ende insgelicx in allen den gueden, beyde, have ende erve, die hen aenbestorven mogen wesen by salige heeren Jannen van Baex, ridderen. Wat er ook van al deze geschillen moge geweest zijn in elk geval werden Lubbert Torck, heer van Hemert en Godefridus, zijn zoon, heer van Bokhoven 14), eigenaren van de huizen van Bokhoven en van der Aa; zij verkochten die 10 Februari 1541 (Reg. n° 161 f. 200 vso), als wanneer zij gezegd werden te zijn: duae domus, sibi invicem adjacentes, vacua hereditas, porta, ortus, domus posterior ac alia vacua hereditas, staande in de St. Jorisstraat
| 394 |
tusschen het huis van Richmoedis weduwe van mr Ewald Mallants Vughterstraatwaarts ex uno en den Ouden Schuttersbogaard ex alio, en zich achterwaarts uitstrekkende tot aan de Dieze, aan Laurens van Sprange ten behoeve van Arnold Streyten, abt van het Klooster van Tongerloo en wel voor hetzelve. De Paters dezer Abdij maakten van die huizen een refugiehuis en hielden er wegens de toenmalige troebele tijden hun verblijf van af 1578 tot 1584; gedurende dat tijdsverloop werden zij bij Parma aangeklaagd van niet te leven zooals het behoorde en zij verzochten daarom aan Schepenen van den Bosch geloofwaardige getuigen te hooren over hunnen levenswandel aldaar; dezen gaven in 1580 aan hun verzoek gevolg en hoorden toen eenige ingezetenen van die stad als getuigen, van wier verklaringen een verbaal is opgemaakt, dat afgedrukt is in het N.-Brab. Jaarboekje van Sassen 1890 blz. 244 en vlgd.; van die getuigen verklaarden o.a. mr. Gysbrecht Masius: waerachtich te sijn, dat de (kloosterlingen) by malcanderen zijn woonende ende huyshoudende in alle soberheyt ende opte cloostersmaniere ende dat dezelve zijn frequenterende de prochie van Sinte Catharina ende aldaer hen misse sijn doende ende den dienst Goids dagelix helpen augmenteren ende alsoo levende in alle eerbaerheyt, vromicheyt, modestie ende civiliteyt, gelijck ook sommighe van hen sonder onderlaet op sondaghen ende heylighe daghe sijn frequenteren de sijns deponents sermoenen ende dezelve oyck metter pennen excipierende.
Mr. Gerardt Broeckelaer: dat het hem kennelijck is te wezene, dat de (kloosterlingen) ten tyde der Guesen van den zelven zeer veel hebben moet lijden, hebbende de moetwillighe opten iersten dach July 1579 der (kloosterlingen) huys, daer sy met malcanderen tegenwoirdelijck in zijn woenende, van voor tot achter met haers gelycken beset gehadt, alsoe sy wairen scrick den vianden der heyliger kercken, in der vueghen, dat sy dezelve der stadt souden uuyt hebben geleyt, in soeverre den Raet deser stadt denselven nyet en hadde voor gestaen, ende indyen oyck de Catholycke op der Merckt nyet
| 395 |
de oeverhant en hadden gehouden, verclaerende voorts de voors. deponent der (kloosterlingen) nu ter tijt binnen deser stadt residerende, leven ende conversatie te wesene godtlijck, rechtverdelick ende in alle eerlicheyt ende civiliteyt, — seggende redenen van sijnder kennisse, dat hij deselve dagelicx siet coemen binnen Sint Joris capelle deser stadt, alwaer hy, deponent, vicaris is, omme heurs convents missen aldaer te celebreren ende oyck in Sinte Catharinen prochykercke daer hy, deponent, pastoir aff is, helpende aldaer den Cruysbroederen heeren singhen ende den dienst Goidts administreren ende oick den dienst van der pastoirie inne singhen ende andere ceremonien verstercken. Mr. Peter van de Water alsvoren en voorts: Ende hoe well sy (kloosterlingen) sijn gaende in haer weerlick habijt ende met hennen sydelgeweer, dat tselve nyet toe en compt deur haer (kloosterlingen) opset maer dat sy daertoe by de drie Leden derselver stadt sijn geordineert, gelijck hy, deponent ende andere geestelycke heeren oyck genoetsaeckt zijn te doene deur bevele alsvoor, ende dat hy, deponent ende oyck de (kloosterlingen) de contrarie doende dair aff by die van de stadt worden becallengeert gelijck noch onlancx hem, deponent, is gebuert.
Mr. Cornelis Eymberts alsvoren en voorts: Ende hoewell hem kennelyck is, dat sy gaen in weerlicke corte cleederen met sydelgeweer, dat nochtans tselve eensdeels geschiet is, dat ten tyde van den Geusen zeer odieus was met lange clederen te gaen, ende oyck dat de stadt van den Bossche in haeren drie Leden gebooden ende geordineert heeft, dat een yegelick hem soude houden op sijn geweer, hem refereerende totter acte dair aff zijnde, hebbende daeromme een yegelick zoe well geestelicke als weerlicke persoonen, hem gevraecht nae denselven geboth, gaende ende staende daegelix met hen sydelgeweer, gelijck oyck degeen contrarie den voorscreven geboth gedaen hebbende, gevallen sijn in de peene daertoe staende, enz.
Iheronimus Wynants, waerachtich te zijn, dat hy ...
| 396 |
oyck eenighe van den voorscreven (kloosterlingen) onder sijn vendelen is hebbende. Mr. Martin Moins: dat nyet alleen die van Tongerloo maer oyck alle andere conventualen ende geestelyeke persoonen, zoe binnen deser stadt gevlucht als andere haere ordinarisse residentie daer houdende, gebooden ende geordineert is by den drie Leden deser stadt, dat sy ende elck van hen respective als alle andere weerlicke persoonen, de 20 jaeren gepasseert sijnde ende nyet excederende den ouderdom van 60 jaeren, souden moeten versien zijn van behoorlieke wapenen van defensien omme daermede den gemeynen viant des catholycke gelooffs te resisteren ende dese stadt teghen alle invasien deszelffs te defenderen, enz.
Den 10 November 1587 15) zijn de hierbedoelde huizen, die toen naar hunne toenmalige eigenaren den naam van de huysinge van Tongerloo droegen, en alstoen volgender wijze werden omschreven: twee huysen, malcanderen aenleggende ende andere timmeragien oft achterhuysen, ledige plaetse, poerte, hoven ende erffenissen, gemeynlick genoempt de huysinge van Tongerloo, gestaen ende gelegen in de St. Jorisstraet tusschen de huysinge ende bogerd van de Oude Scutters ende de huysinge van mr Henrick van Broeckhoven, door Clemens Crabbeels, bisschop van 's Hertogenbosch, als prelaat der Abdij van Tongerloo, met mr Johannes Hogaerts Kelders als man van Walburgis en mr Maarten Bardoul, als man van Barbara, dochters van Nycolaus van der Beken en Paulina de Mets, en als zoodanig testamentaire erfgenamen van den Bosschen bisschop Laurentius Metsius (de Mets), geruild tegen het door dezen nagelaten huis van Cloetingen, staande in de Hinthamerstraat te 's Hertogenbosch, ter plaatse waar nu het Paleis van Justitie staat, zoodat de huysinge van Tongerloo van toen af aan ophield refugiehuis te zijn.
Den 17 Augustus 1626 16) verkochten voornoemde mr
| 397 |
Johannes Hogaerts Kelders, als gehuwd met Walburgis van der Beken, voor de eene helft en de kinderen van voornoemden mr Maarten Bardoul en diens echtgenoote Barbara van der Beken, voor de andere helft de huysinge van Tongerloo, die alsnu omschreven werd als: twee huysen, malcanderen aenliggende, ledige plaetse, hof, bogart, bleycvelt, staande en gelegen in de St. Jorisstraat tusschen het erf van den Ouden Schuttersbogaard ex uno en het erf, eertijds van mr Henrick van Broeckhoven, raad van den Bosch, nu het Convent van de Karthuyzers ex alio en zich achterwaarts uitstrekkende over de Dieze tot aan den stads wal, aan Amand de Hornes, heer van Geldrop. Den 21 Juni 1631 verkocht mr Jan van den Velde, schout van Geldrop, als gemachtigde van voornoemden Amand de Hornes, deze huizinge weder aan Dirck van Cattenburch, secretaris van Johan Wolphert van Brederode, den gouverneur van 's Hertogenbosch; zij werd toen ook aldus omschreven: twee huysingen, malcanderen aanliggende, ledige plaetse, hoff, boomgaert. bleyckvelt, gelegen tusschen het erf van den Ouden Schutters boogaard, ex uno, en het erf, eertijds van mr Hendrick van Broeckhoven, raad van 's Hertogenbosch, nu het Convent der Karthuizers, ex alio, en zich uitstrekkende tot aan den stadswal.
Dirck van Cattenburch voornoemd, die door koop ook heer van de helft der heerlijkheden Heeswijk en Dinther was geworden 17) was gehuwd met Catharina van Casteren, dochter van Jacob, president-schepen van den Bosch. Van hem kwam de huizinge van Tongerloo aan hunnen zoon 18) mr Jean Louis van Cattenburch, secretaris van den Bosch, die trouwde met Moralla Catharina Copes, welke hem deze kinderen schonk 19):
| 398 |
mr Willem Hendrik van Cattenburch, schepen en raad in de Vroedschap van Gouda;
mr Otto van Cattenburch, schepen en raad van den Bosch en
Theodora Catharina van Cattenburch.
Zij verkochten deze huizinge 22 Nov. 1725 (Reg. n° 552 f. 432) aan mr Cornelis Speelman, ridder-baronet, heer van Nuland, Heeswijk en Dinther, oud-schepen en raad van den Bosch; zij werd alstoen omschreven als een blok huizen en erven, bestaande uit: 1° huis, erf en tuin in de St. Jorisstraat ex uno het huis van Mevrouw Schombach, ex alio het volgend huis en zich uitstrekkende tot aan den Stadswal; 2° huis en erf naast het voorgaande; 3° een huisje, naast dat sub 2°; 4° een bekwaam huis, staande tusschen dat sub 3° en den St. Joris bogaard.
Genoemde mr. Speelman was gehuwd met Agatha van der Hoeven, van wie hij had deze zonen: Marinus Speelman, die in 1742 reeds was overleden; mr Cornelis Speelman, heer van Heeswijk en Dinther en mr Jacob Speelman, heer van Nuland 20); de beide laatstgenoemden erfden van hunnen vader de huizinge van Tongerloo, waarvan vervolgens mr Jacob van zijnen broeder mr Cornelis Speelman den 17e December 1754 de helft kocht, zoodat hij nu de eenige eigenaar daarvan was. Zij werd als nu omschreven als een huis met stal, koetshuis, tuin en tuinkamer, staande aan de St. Jorisstraat, ex uno de Oude Schuts, ex alio de Wed. de Montfort en zich uitstrekkende tot aan den Wal, welke huizinge in 1725 aan hunnen vader als „vier distincte” huizen was verkocht geworden. Zij schijnt daarna afgebrand, althans afgebroken te zijn, want genoemde mr Jacob Speelman, die behalve dat hij heer van Nuland, ook nog raad en schepen van Gouda was, verkocht 31 Januari 1764 deze huizinge als: „een ledig erf, waarop voorheen een huis gestaan heeft,” met
| 399 |
tuin en speelhuis aan den Wal, aan Anna Maria van Dijck wed. van Willem Frencken, wonende te den Bosch. Haar executeur-testamentair verkocht vervolgens 31 Januari 1794 dit erf, dat nu omschreven is als „eene schoone moestuyn met een moderne spatieuse agtkantige koupel met een tuynmanswooninge onder die koupel en voorts stal” aan Jacob Kien, oud-schepen en raad van den Bosch 21); deze verkocht dien tuin den 16 Maart 1801 weder aan Franciscus Johannes Everardus de Roy van Wichen, wonende te den Bosch, welke dien op zijne beurt den 8 Februari 1803 verkocht aan Franciscus Suys, woonachtig aldaar; deze verkocht den tuin den 3 October 1804 aan de Commissie tot de Directie van het op te bouwene tuchthuis en administratiekosten der Crimineele Justitie over het District van den Bosch, bestaande uit W.J. Heeren, F.L. van Ryckevorsel, J.H. van der Does, L.F. Wesselman, mr. J. de Wit, J. Pannebakker en Dr L.A. Bokstart en zoo is ten slotte op het erf van de huizen van Bokhoven en van der Aa een deel der tegenwoordige gevangenissen komen te staan. Hier is dus ook weder toepasselijk het: Sic transit gloria mundi! | 400 |
Noten | |
1. | Blijkens de volgende akte was zijn familienaam van Oerle. |
2. | Zal moeten volgen Hazen; zie volgende akte. |
3. | Zal moeten zijn: Goeswinus. |
4. | Zal moeten zijn: Hoernken. |
5. | Hij was Gerrit van Randerode gezegd van der Aa, ridder, welke huwde met Anna van Schoonhoven Jansdochter, die na zijnen dood, den 15 Juni 1473, non werd in het St. Geertruiklooster te den Bosch en daaraan, tot voltooiing van het gebouw van dit klooster, eene aanzienlijke gift deed. Hunne kinderen waren Dirck; Hendryck van Randerode gezegd van der Aa, ridder, heer van Nieuw-Herlaer, overleden 1477, die huwde met Margriet Oem van Arckel, erfdochter van Bokhoven en Ollem, gestorven 1468, dochter van Jan, heer van Bokhoven en Aleid Pieck; Willem, overleden 21 October 1471; mr Goijart; Jan en Elsbena, die huwde met Robert 't Zloschen. (Taxandria III p. 112). |
6. | Taxandria IX p. 11 en Genootschap Gelre: Register op de Leenaktenboeken. Uitheemsche leenen p. 71. |
7. | Geertrudis van der Aa voornoemd, was de dochter van voornoemden Hendryck van Randerode gezegd van der Aa, ridder, heer van Nieuw Herlaer, en Margriet Oem van Arckel, erfdochter van Bokhoven en Ollem. Zij huwde met Jan van Baexen van Schoonvorst, ridder, den laatsten laagschout der stad en Meierij van den Bosch, want na zijnen dood in 1529 werd die betrekking vereenigd met die van hoogschout der gezegde stad en Meierij; hij was medestichter van het klooster St. Annenborch, dat te voren het kasteel Rodenborch te Rosmalen was, van welk klooster zijne zuster de eerste priorin werd; (mr A.G. Bondam Inventaris van oorkonden, afkomstig van het Jezuitencollege te den Bosch, p. 55). Zijne ouders waren Wol ter van Baexen en Cornelia van Bokhoven, hiervoren gemeld. |
8. | Zijne dochter Geertruid Donck huwde, als op blz. 380 gezegd, met Willem Raessen Petruszoon. |
9. | Van Heurn Historie I blz. 4?0. |
10. | Dr C.R. Hermans Kronijken p. 78. |
11. | Taxandria V, blz. 145 en XVII p. 38. |
12. | Men zie nog Taxandria XVII blz. 168 en Reg. n° 145 f. 92. |
13. | Zij was de dochter van Jacob van Harff en Elisabeth van Gertzen gen. van Sintzich. |
14. | Hij was heer van Bokhoven geworden door zijn huwelijk met Cornelia van Harff (Taxandria III blz. 113). |
15. | Reg. n° 245 f. 48 en 49. |
16. | Reg. n° 254 f. 384. |
17. | Taxandria V blz. 169. |
18. | Hunne overige kinderen waren: Willem van Cattenburch; Maria van Catttenburch, echtgenoote van mr Sebastianus Schellekens, professor in de rechten te den Bosch en Helena van Cattenburch, echtgenoote van mr. Johan Vinck. |
19. | Reg. n° 521 f. 183 vso. |
20. | Hij was gehuwd met Beatrix Susanna van der Meer, doch stierf kinderloos; de heerlijkheid Nuland vererfde daarop aan zijnen oomzegger mr Jacob Speelman, wiens executeurs-testamentair haar 3 Juli 1790 verkochten aan Adriana Crena, wonende te Dordrecht. |
21. | Zijne vrouw was Elisabeth Hester van Adrichem, van wie hij twee kinderen had. |